Tortola-Bonaire

Enkeltje Tortola – Bonaire 2008

Het is, als ik me goed herinner, donderdag 3 april als Marc me belt.
“Je moet snel beslissen” valt hij met de deur in huis. “Matteo heeft een zeilboot gekocht en die moet van Tortola naar Bonaire gebracht worden, we kunnen mee als bemanning”.
Dat gaat even te snel, ik weet niet eens waar Tortola ligt, en hoe lang varen is dat dan wel, en wanneer moeten we vertrekken, en wat voor ‘n boot is dat, en hoe regel ik dat thuis en op mijn werk, en zo schieten er nog meer vragen door mijn hoofd.
Marc legt uit waar Tortola ligt, het is een van de Britse Maagdeneilanden, hij heeft al naar vliegtickets gezocht op het internet, het gaat om 430 zeemijl die afgelegd moeten worden, en de boot is een Gib’Sea van 47 voet, een ex-charter boot. Het idee is om gezamenlijk op 11 april te vertrekken. Mijn hoofd tolt een beetje van deze stroom informatie gekoppeld aan de vraag om mee te gaan. Als laatste schroeft hij fijntjes de druk nog even op door te vermelden dat het een ‘Once in a lifetime opportunity’ is. Beduusd leg ik de telefoon neer met de woorden dat ik er even over na moet denken.
Mijn vrouw vraagt  wie er belde.
“Oh, dat was Marc”.
“En?”
“Hij vroeg of ik mee ga zeilen”.
“Leuk toch?”
“Ja, leuk, in de Caribische Zee”.
Nou is mijn vrouw heel wat gewend als het gaat om activiteiten die wij ondernemen. We gaan al 20 jaar met vrienden een week op pad en gaan dan hiken, kanoën, snowboarden, zeilen etc., bij voorkeur elk jaar in een ander land. Maar dit, nee, dat zag ze niet aankomen.
“Wat? In de Caribische Zee?”
“Eh, ik geloof ‘t wel ja.”
“En durf je dat?”
“Met z’n drieën, ja, dat durf ik wel aan.”
Ik probeer het verhaal van Marc samen te vatten, ze kent mijn wens om na het flottielje-zeilen bij Corfu en Kroatië eens een langere zeilreis te maken, en dan zegt ze “Tsja, als je dat graag wil doen . . .”.
Ik interpreteer dat gemakshalve maar als een ‘Okay’.

Tijd voor een korte introductie van Marc en Matteo.
Marc is een heel goede vriend die ik al meer dan 40 jaar ken. We leerden elkaar kennen bij een scoutingvereniging waar we als leiding ook de watertak mee hebben opgezet. In die tijd heeft zich blijkbaar een resistent zeilvirus genesteld. We hebben er regelmatig last van.
Matteo, Italiaan zoals de naam doet vermoeden, en Marc leren elkaar kennen als hun dochters bevriend raken. Ze wonen vlak bij elkaar in de buurt, geen buurmannen maar in-de-buurt-mannen dus. Matteo heb ik het jaar ervoor ook ontmoet tijdens flottielje-zeilen in Kroatië. Hij is op dat moment Naval Architect bij een grote werf, en heeft een fikse dosis zeezeilervaring.

In de dagen daarna is Marc met Matteo overeengekomen, dat het verstandiger is dat Matteo alleen op 11 april vertrekt om de boot eerst te beoordelen. Als de koop dan daadwerkelijk door gaat is een berichtje voldoende om ook een vlucht te boeken voor 18 april. Het duurt na het telefoontje van Marc nog even voordat we horen dat Matteo, na een proefvaart, de boot definitief heeft aangekocht. We krijgen thuis en op het werk de boel geregeld, en 18 april gaan we op weg, via Detroit en Puerto Rico naar Tortola. Het feit dat we een z.g. open-jaw vliegticket hebben levert genoeg vragen op bij de beveiligingsmensen, dus we hebben nogal wat uit te leggen, zeker als de boottocht ter sprake komt. Die argwaan begint al op Schiphol, het schijnt niet erg doorsnee te zijn wat we van plan zijn, maar na een naar onze mening overdreven ondervraging mogen we toch aan boord. We doen er uiteindelijk een slopende 25 uur en 3 vluchten over om op lokatie te komen. De laatste vlucht is een 50 minuten durende vlucht in het donker in een 6-persoons vliegtuigje waarbij horen en zien je vergaat van de herrie. Een klein avontuur op zichzelf. Op het vliegveld van Tortola vraagt een taxichauffeur waar we naar toe moeten, we noemen de naam van de haven en de boot, en hij weet voldoende. Naast de chauffeur ligt een jongen onderuitgezakt in z’n stoel. Hij komt langzaam overeind bij het horen van de naam van de boot. “I work in the marina” zegt ie, “I know that boat, there’s something wrong with the propellershaft”. Marc en ik kijken elkaar ongemakkelijk aan, dat is een fijne binnenkomer.
Het lijkt wel of de taxi het hele eilandje over moet, maar uiteindelijk vinden we Matteo, rustig een boekje lezend, op z’n pas verworven aanwinst.
Het is inderdaad een flinke jongen die boot, 47-en-nog-wat voet, 4 hutten met een tweepersoons bed en elk een eigen toiletruimte, een ruime keuken en dito zithoek. Na een hartelijk welkom en wat bijkletsen met een matig gekoeld biertje is het tijd om de vermoeiende reis af te sluiten met een goede nachtrust. Het probleem met de schroefas waar die jongen in de taxi over sprak zit me niet lekker, en dat blijft nog even door mijn hoofd spoken voordat ik in slaap val.

De volgende dag bestaat uit vroeg opstaan, lekker sterke Café Santo Domingo drinken, heerlijk rustig ontbijten, te voet inkopen doen, voorbereidingen treffen en wat klussen doen. Er worden nieuwe accu’s gebracht, er komt aan dinghy aan boord, de ankerlier wordt nog eens getest, en we maken ons bekend met de twee GPS systemen en de EPIRB. Het schroefasprobleem wordt ook besproken. Het lekt bij de schroefas als er op de motor gevaren wordt maar Matteo ziet het niet als een showstopper, we laten het dus maar rusten. Marc en ik hadden vooraf gehoopt dat we deze dag al zouden kunnen vertrekken om zo een niet al te strak zeilschema te hebben en om in Bonaire nog tijd over te hebben om te duiken of te snorkelen. Maar het ziet er naar uit dat dat niet gaat lukken, want de overdracht van de boot is nog niet 100% afgehandeld. Na het probleem van de schroefas, is dit iets wat we niet wilden horen.
Het is zondag en we zouden moeten vetrekken maar de papieren zijn nog steeds niet in orde. Matteo is behoorlijk geïrriteerd omdat hij aan al z’n verplichtingen heeft voldaan, maar de verkopende partij lijkt niet mee te werken en is bovendien alleen per e-mail bereikbaar volgens de jachtmakelaar. Als naast ons een enorme stalen lijndienst-catamaran wordt gerepareerd waarbij de dieselmotor uren achter elkaar op een hoog toerental blijft draaien, en waarbij ook nog eens een flinke hoeveelheid stinkende diesel op het water terecht komt, is de maat vol. We besluiten de boot mee te nemen voor een tochtje met overnachting in een baai van een eiland in de buurt, Norman Island.
We beschouwen dit tochtje maar als een proefvaart en zo kunnen we het schroefasprobleem live bekijken. Varende op de motor komt er redelijk wat water naar binnen. Het is een relatief klein probleem en zou met een paar goede klemmen op of bij de mof opgelost kunnen worden. Onder zeil moeten we, als de motor uitgeschakeld is, de motor in vooruit of achteruit zetten, anders begint de schroef in z’n vrij te draaien en daardoor alsnog iets water te maken. De eerste keer dat we het grootzeil uit de mast rollen komt het zeil in de mast, bijna bovenaan, vast te zitten. Na een paar voorzichtige pogingen, door wisselend over stuurboord en bakboord te zeilen, komt het zeil toch weer ongeschonden los. Gelukkig, een extra probleem was niet bepaald welkom.
Het zeiltochtje bevalt verder prima, goede wind, mooi weer, de zeilen zijn goed van snit en nog weinig gebruikt, de boot zeilt lekker en snel. Maar we hadden al definitief op weg naar Bonaire willen zijn, en dat drukt de stemming een beetje.
In de baai van Norman Island wordt door Matteo lekker gekookt en drinken we bij gebrek aan gekoeld bier maar rum. En dat is ook lekker. Bijna elke boei in de baai is bezet à raison van 25 dollar ‘buoy fee’, en misschien wel een derde van de boten is een grote, dan wel nog grotere catamaran met over het algemeen Amerikaanse bemanning. In een hoek van de baai ligt een oud schip die als partyboot is ingericht. Deze is ‘s nachts afgeladen vol met lallende Amerikanen.
De volgende dag zijn we door de warmte weer vroeg uit de veren en zeilen weer terug naar Tortola. We zijn benieuwd of er nieuwe problemen rijzen of dat er deze keer ook oplossingen worden geboden. Bij aankomst staat de jachtmakelaar wild te zwaaien op de steiger. Het is niet direct duidelijk of dat goed of slecht nieuws is. Is de boel geregeld of is hij boos dat we de boot hebben meegenomen? Dat laatste maakt ons niet zo veel uit. Al snel blijkt dat de overdracht nu eindelijk in orde is. Matteo krijgt de felbegeerde papieren in zijn handen gedrukt. Nu gaat ‘t snel. We lopen als de bliksem naar de douane en immigratiedienst om het vertrek te regelen. Daar worden we door een buitengewoon arrogante dame behandeld als ‘n stel kleuters en moet Matteo zich als kapitein verantwoorden waarom hij vandaag pas vertrekt en niet gister zoals hij eerder had aangegeven. Hij legt de situatie uit en probeert kalm te blijven maar na nog meer flauwe niet ter zaken doende vragen roept hij luid “I don’t want to stay on this island for another minute!”. Marc en ik vrezen even dat het nu fout gaat te lopen. De dame in kwestie zucht, kijkt Matteo over haar bril aan, zucht nog eens, waarna tergend traag de benodigde stempels worden gezet, voor het astronomische bedrag van 60 dollarcent. Wat een poppenkast. Na deze façade doen we de laatste inkopen, met name veel drinkwater en niet te vergeten grote blokken ijs voor onder in de 3 koelboxen. De dieseltank is nagenoeg vol, gelukkig maar, want de dieselpomp op de steiger blijkt defect. De watertanks vullen we uiteraard ook bij, we hebben water voor een heel weeshuis. Het laatste weerbericht is gunstig, het blijft stabiel de eerstkomende dagen. Dan gaan de landvasten los, en is de reis eindelijk begonnen. Als we de haven uit zijn, rollen we met beleid de zeilen uit om ze voorlopig niet meer in te halen en hangen een fonkelnieuwe Nederlandse vlag uit. Daarna neuriën we, bij wijze van ceremonie, kort het Nederlandse en Italiaanse volkslied door elkaar. Het is uiteindelijk 12:20 als we de haven uitvaren en koers zetten naar Bonaire. De passaatwind zet onze zeilen aan stuurboord en dat verandert niet meer de komende dagen. We zakken tussen een paar rotspartijen af naar het zuiden. In de verte zien we het eiland Saint Croix aan bakboord liggen. Na een paar uurtjes varen wordt het al vroeg donker en Saint Croix veranderd in een samenspel van lichtjes. De stemming is opperbest en we glijden langzaam onze eerste donkere nacht op de Caribische zee in. Als Saint Croix langzaam achter ons verdwijnt zijn we alleen op zee, geen schip in de verste verten te zien.

Voor de nachten hebben we een schema gemaakt waarbij iedereen eerst twee uur wacht heeft, vervolgens twee uur stand-by voor het geval dat de diegene die wacht heeft even extra handjes nodig heeft, en als laatste twee uur echte rust. Elke keer als er twee uur verstreken zijn noteren we onze GPS-locatie in het logboek, plus de richting van het analoge kompas, de heading en bearing, de nog af te leggen afstand en de huidige snelheid.
De snelheid blijft in het begin nog wat achter bij onze verwachtingen maar we zeilen dan ook zo hoog mogelijk aan de wind om de geplande koers te kunnen handhaven. Dat lukt maar net. Langzaam draait de wind iets weg en kunnen we wat ruimer zeilen, zo winnen we direct snelheid. Matteo begint te grinniken als de snelheid op loopt, “Ha ha, she’s a fast bitch”, zo vat hij zijn mening over de boot samen. We kunnen niets anders doen dan dat beamen en drinken er nog maar eens een stevige bak koffie op.

De dagen en nachten die volgen zijn in feite behoorlijk relaxed. Het weer blijft inderdaad stabiel, de wind verandert nauwelijks meer van richting, en blijft qua kracht vrij constant, en de deining is lang en niet al te hoog. Niet onplezierig. Een enkele keer stellen we koers een klein beetje bij. Slechts een keer rollen we het grootzeil een klein beetje in om tijdens de nacht iets minder helling, dus iets meer comfort te creëren voor de slapers. Verder doet de hydraulische stuurautomaat geruisloos en perfect zijn werk.
In de nacht houden we ons vrij strak aan het genoemde schema maar overdag kijken we wel hoe ‘t gaat. Vaak ligt er een van ons drieën wel ergens te slapen of te soezen, maar als we alle drie wakker zijn is de sfeer prima. Het eerste wat er gebeurd als we alle drie wakker zijn, is koffie zetten. De koffie wordt streng beoordeeld en er zijn twee mogelijkheden, het is ‘Good shit’ of het is ‘Bad shit’. Na twee pogingen weet Marc precies hoe je ‘Good shit’ moet maken, dus Marc zet meestal de koffie. Als ontbijt nemen we brood met iets gemakkelijks erop, voor de tussendoortjes hebben we een veel te grote voorraad crackers. Soms maken we tosti’s met cheddar kaas of prosciutto.
Koken doet meestal Matteo, als rasechte Italiaan houd hij van koken en lekker eten, en dat is te merken. Als hij begint te koken ruikt het binnen vijf minuten heerlijk naar olijfolie en knoflook. Als je nog geen honger hebt krijg je die dan wel. Zo kan het voorkomen dat we midden in de nacht, in de knoflook gebakken garnalen met gekruide tomatenschijfjes te eten krijgen. We hebben zelfs een fles witte wijn aan boord voor de speciale gerechten. Alleen jammer dat we geen kurkentrekker bij ons hebben, en de kurk in de fles drukken lukt ook niet.
Voor mezelf heb ik de taak van afwassen en opruimen toegeëigend, en zo is de boel mooi verdeeld.

Een of twee keer per dagen zetten we de motor even aan zodat de accu’s weer bijgeladen worden. De stuurautomaat draait er tenslotte de hele dag op, en ‘s nachts ook de navigatieverlichting. De koelkasten blijven redelijk koel door de grote ijsblokken dus die vreten geen stroom. Op enig moment, als het weer tijd is om de accu’s bij te laden, lijkt de gashandel het begeven te hebben, en we krijgen de motor niet gestart. Toch nog een probleem er bij? Om bij de mechanieken te komen zouden we de complete stuurstand open moeten maken, en dat zou een flinke klus worden. Bij gebrek aan een beter idee proberen we met een spuitbus smeermiddel, zo goed als het gaat, het mechaniek van de gashandel te smeren. En warempel, na een paar minuten werkt ‘t zaakje weer. De rest van de week geeft de gashendel geen enkel probleem meer.
Na het bijladen moet vanwege het schroefasprobleem de bilge gecontroleerd worden, en meestal staat er dan toch zoveel water in dat de pomp redelijk wat tijd nodig heeft om de bilge leeg te krijgen. Dat er zo gemakkelijk water binnen komt blijft een onaangenaam idee. Bovendien zijn we er achter gekomen dat de dinghy een beetje lekt. Marc en ik praten er kort over.
“Zijn we nu met een lekke boot onderweg?”
“Hmm, ik weet ‘t niet, een beetje wel hè.”
“Ja eigenlijk wel, maar het valt anderzijds ook wel weer mee, toch?”
“De boel is wel onder controle, dus in die zin valt ‘t wel mee, maar ja, een beetje lek is ook lek”
“En met een lekke dinghy zonder buitenboordmotor?”
“Eh . . . ja.”
“En zonder radio contact?”
“Yep. Maar wel met twee GPS-en, een EPIRP, vuurpijlen, een lifeboat en ervaring aan boord”
We weten niet goed hoe we ‘t moeten samenvatten, maar uiteindelijk lost Marc het als volgt op.
“Weet je wat, we zeggen er thuis niks over, is dat ‘n idee?”
“Ok, dat lijkt me een strak plan”.
En daar houden we het maar bij.

Als de zon verdwijnt is het werkelijk aardedonker, pas na zo’n anderhalf uur komt de maan op en heb je weer ‘t idee dat je iets van je af kunt kijken.
Maar in die anderhalf uur heb je wel een prachtige sterrenhemel en het lichtgevende plankton rond de boot zorgt voor een bijna toverachtige sfeer.
‘s Nachts is het weer dusdanig aangenaam dat slapen in de kuip het prettigst is.
Een dunne lange broek, een T-shirt met daarover een fleece is prima om de nacht door te brengen.
We slapen op de kuipkussens en de kuipbanken zijn lang genoeg, ook voor Marc die 1 meter 93 lang is.
We verplichten onszelf om ‘s nachts uitsluitend met harnas en aangekoppelde life-line aan dek of in de kuip te komen. Het hindert het slapen niet, dus dat is geen probleem. Alleen als je even de kajuit ingaat en je vergeet met je slaperige kop de life-line af te koppelen, blijf je halverwege de kajuittrap hangen. Dat is soms wat vervelend voor je tere delen.
Op een ochtend verklaart Marc tijdens de koffie waarom hij een schram of zijn hoofd heeft.
Hij heeft ‘s nachts op weg naar de WC een, wat hij noemt, ‘close encouter met een deurstijl’ gehad.
"Ik zag ‘m goed aankomen die deurstijl, maar ik greep door de bewegingen van de boot in het luchtledige naar houvast, dus ja, toen ging ik d’r frontaal op".
Hij krijgt extra koffie als troost.
De kajuitvloer wordt ook langzaam gladder door wat zoutafzetting en geknoei met koffie en olijfolie.
Om meer ongelukken te voorkomen ga ik de vloer maar eens dweilen.
Misschien helpt ‘t ook tegen de lucht in de kajuit, dat is inmiddels een mengeling van diesel, koffie, olijfolie, knoflook, zout water en zweet.
Het resultaat van deze combinatie laat zich moeilijk omschrijven maar citroentjesfris is het in ieder geval niet…

Elke ochtend krijgen we bezoek van vliegende vissen die als kleine zilveren raketjes langs de boot, razend snel, laag over het water schieten.
Ik had altijd ‘t idee dat ze kleine sprongen uit ‘t water maakten, maar ze vliegen soms wel 20 of 30 meter over het water.
Op een zeker moment springt er zelfs een vliegende vis over de boot, door de kuip, onderweg botsend tegen de bimini, weer terug ‘t water in.
We hopen uiteraard ook dolfijnen te zien, die zien we helaas maar een keer.
Het zijn er drie of vier, dat was lastig te zien in de schemer.
Het leek wel of ze alleen even polshoogte kwamen nemen met een paar sprongen naast de boot,
en na ‘Controle en OK bevonden’ weer vertrokken.

Na ruim drie dagen en nachten krijgen we Bonaire in ‘t vizier.
Negen mijl uit de kust zetten we de mobiele telefoons aan, en we hebben direct een goed signaal.
Als eerste worden SMS-jes maar het thuisfront gestuurd.
Blijkbaar gaat ‘t nieuws snel rond want al gauw krijgen we SMS-jes van andere vrienden binnen.
In Bonaire gaan we tegenover het eilandje Klein Bonaire de marina van Kralendijk binnen.
Er is voldoende ruimte en we krijgen een goede plek aangewezen.
Het is een nette haven, met een goed restaurant en prima bar, en niet te vergeten, aardig en hulpvaardig personeel.
We besluiten om lekker rustig aan naar Kralendijk te lopen om onze geslaagde overtocht te vieren met een verdiend lekker biertje en wat te eten.
In het City Café vinden we een heerlijke plek, met mooi uizicht op zee, om na te genieten van deze ervaring.
We hoeven niet veel te zeggen, onderuit gezakt in de stoel, met ongeschoren koppen en kleffe haren,
met in de ene hand een koud glas bier en in de andere hand een sigaartje,
staren we grijnzend een beetje voor ons uit. Toch maar mooi gedaan.

Behalve dat we de geslaagde overtocht vieren, moeten we ook de nodige papierhandel afwikkelen. De immigratiedienst is al gesloten en we worden naar de politie doorverwezen. Daar kunnen ze weinig voor ons doen maar er wordt wel uiteengezet wat we moeten regelen. We moeten ook nog langs de douane om aan te geven dat we een zeilboot invoeren. Dat kost tot onze verbazing geen enkele moeite. Zowel bij de politie als bij de douane hangen meerdere A4-tjes aan de balie geplakt met de opmerking dat wanneer je met een boot arriveert, en je vertrekt per vliegtuig, dat je dat expliciet bij de immigratiedienst moet aangeven, anders kun je het eiland niet verlaten. Het wordt zo nadrukkelijk aangegeven dat we deze waarschuwing maar serieus nemen. Maar het is al laat en we besluiten dat we de rest van de papierhandel morgenochtend gaan afhandelen. Als dat achter de rug is, en de tijd en het weer laten het toe, kunnen we misschien nog even gaan snorkelen bij Klein Bonaire. Met dat voornemen slenteren we terug naar de haven. Onderweg weet Marc nog een lift te versieren, in de bak van een pick-up truck worden voor de haven afgezet, dat scheelt toch mooi een kwartiertje lopen. Op weg naar de steiger komen we nagenoeg langs de bar. Dat is een gevaarlijke route, en voor dat ik ‘t weet draait Marc zich om en steekt z’n wijsvinger omhoog, kijkt Matteo en mij glimlachend aan, en vraagt: “Eentje dan?”. Berustend stem ik in, wetende dat ‘t niet bij een gaat blijven.
Matteo raakt aan bar al gauw in gesprek met Alberto, de bar- en restauranthouder, ook een Italiaan die zich enkele jaren geleden op Bonaire heeft gevestigd. Aangezien Matteo ook bedrijfsplannen met z’n zeilboot heeft hebben ze veel gespreksstof. Na meer bier dan vooraf ingeschat schuifelen we alsnog richting steiger, een slaapmutsje is niet meer nodig.

De vrijdag begint met weer naar het centrum lopen, en koffie drinken, dit keer met gebak. Zoals afgesproken gaan we eerst de formaliteiten afhandelen. Ik moet er tenslotte niet aan denken dat we de volgende dag op ‘t vliegveld staan, en dat een overijverige ambtenaar ons niet laat vertrekken. Dan sta je d’r mooi op. Het kost wat moeite – een eenvoudige kopie maken van een formulier moet je zelf maar ergens zien te regelen, dat wordt niet voor je gedaan – en nog iets meer geduld, maar uiteindelijk wordt ook dit geregeld. Via de souvenirwinkels, de schoenwinkel – mijn oude sportschoenen stinken simpwel te veel om mee terug in het vliegtuig te gaan, ik schaam me dood – en de marine equipment shop voor de klemmen op de schroefas, gaan we terug naar de haven.
Het weer is niet super maar we gaan toch even snorkelen, het zou zonde zijn om dat achterwege te laten als je hier bent. We gaan even op de motor, het is tenslotte maar een klein stukje. Er liggen boeien om aan vast maken, zo hoef je niet te ankeren blijft het koraal mooi beschermd. Marc heeft z’n eigen bril en snorkel meegenomen maar Matteo heeft nog meerdere sets aan boord, zodoende kunnen we tegelijk het water in.
Hoewel het wat heiig weer is, is er onder water toch zoveel licht om een werkelijk prachtige omgeving te zien. Vissen met allerlei mooi intense kleuren die je normaal alleen in aquariums ziet – dat geldt tenminste voor mij – zwemmen rustig langs je heen. Je kunt zelfs door de grote scholen vissen heen zwemmen zonder dat ze alle kanten uitschieten. Ook een barracuda wordt gesignaleerd. Ik heb op diverse plekken in de middellandse zee gesnorkeld, maar dat is niet te vergelijken met deze ervaring.
Terug in de haven besluiten we dat onze laatste avond gevierd moet worden met een etentje. We eten heerlijke dorade met een mooie fles witte wijn in het restaurant van Alberto. Hij heeft ‘t mooi voor elkaar daar. Daarna nog een afzakkertje aan de bar, en dan de laatste nacht op de boot.

Zaterdag. We moeten terug, en over een uur of wat zitten we weer in een volstrekt andere omgeving, in een andere cultuur, en zijn we weer bezig met de alledaagse beslommeringen die niets, maar dan ook helemaal niets met zeilen te maken hebben. Het is een bijna onwerkelijk vooruitzicht na zo’n bijzondere week. Handenschuddend en schouderkloppend  nemen we afscheid van Matteo, hij zal nog even blijven om te werken aan de boot en om de bedrijfsplannen verder vorm te geven.
Dan rest een lange terugvlucht en nog een autoritje van anderhalf uur. Als laatste mogelijk obstakel meldt Marc dat de accu van de auto niet zo goed meer is, het zou best wel eens kunnen zijn dat ie leeg is als we op schiphol aankomen. “Ach welnee”, zeg ik, “De boot is niet gezonken, dus die accu is ook goed”.
Met enig gevoel voor drama draait Marc langzaam de sleutel om in het contact, tot een geruststellend gebrom opstijgt van onder de motorkap. “Zie je nou wel?”
Misschien is dat wel tekenend voor deze week, er hadden best wel wat zaken fout kunnen lopen, maar uiteindelijk is dat niet gebeurd, op geen enkel vlak.

Later hoorden we dat Matteo tegen z’n vrouw had gezegd dat hij nog nooit zo’n fijne bemanning had gehad tijdens een zeiltrip. Toen waren we best een beetje trots.

tortola-bonaire

Contact: <patrick at renkens dot org>